Jonge kinderen bevinden zich in de eerste jaren van hun leven vooral in de invloedssfeer van moeder. Vroeger was dit normaal. Moeder zorgde voor de kinderen, vader voor brood op de plank.  Op het moment dat een kindje geboren wordt, is het al snel vooral bij moeder. Soms ontstaat er een ongezonde symbiose met moeder. Zowel bij mannen als vrouwen kan dit voorkomen.

Het eerste dat je als kind doet is contact maken met je moeder. Dat is veilig en vertrouwd. Er is sprake van een liefdevolle band, waarin er een overvloeiing is van de ander en zichzelf.

Dit is een natuurlijke, symbiotische relatie met je moeder, die van levensbelang is in de begin van het je leven. Als baby is er namelijk nog geen zelfstandigheid. Er is nog geen onderscheid tussen het ‘zelf‘ en ‘de ander’. Dat maakt dat alles wat je als baby voelt, opgeslagen wordt als eigen ervaringen. Dit wordt opgeslagen door het impliciete geheugen, het geheugen dat in het lijf zit, in de celkern. Pas later in je ontwikkeling, kan je woorden geven aan ervaringen en ontstaat het expliciete geheugen.

De herinneringen, die je op heel jonge leeftijd hebt opgedaan en die nog niet via taal gekoppeld konden worden, zijn en blijven wel aanwezig zijn in je lijf. Dat maakt dat je opeens in je lijf voelt dat iets je raakt, zonder dat je er woorden voor hebt. Of dat je opeens van slag bent, zonder dat je dat rationeel kunt beredeneren. Neem deze signalen vooral serieus en vertrouw erop dat jij dit niet voor niets voelt.

Als jongen, leef je in je jeugd vooral in de invloedssfeer van je moeder. Als je daar té lang blijft, zal je het vrouwelijke vooral ontwikkelen en als belangrijk ervaren. Om een man te worden, dien je echter je moeder op te geven en je te bewegen naar de invloedssfeer van je vader. In bepaalde culturen – zoals bij de indianen-  gaat dat zelfs gepaard met rituelen. Maar ook de vroegere militaire dienst hielp om van jongens ‘mannen’ te maken. Je moet dan meer gaan bewegen naar de vader. Meer je man-zijn omarmen. Bijvoorbeeld als vader vaak afwezig is en moeder ziek is, gaat een zoon veel zorgen voor moeder. De mannelijke kracht is dan afwezig. De zoon kan lukt het dan niet om zijn bedding te vinden, het lukt niet om man te zijn. Dan komt er een plek verwisseling en een onveilige hechting.

Voor een meisje werkt het anders. Als meisje oefen je het aantrekken van mannen in de contacten met je vader, binnen een veilige, stabiele omgeving. Als dat niet het geval is, kan je of niet die veiligheid hierin ervaren of je mist de ervaring hoe dit werkt. Je blijft dan onbewust je vader zoeken en je blijft in de invloedssfeer van je vader, waardoor je moeite zal krijgen met het vinden van een gelijkwaardige relatie. Daarvoor is het nodig dat je naar je moeder beweegt.

Vanuit deze relatie is het vervolgens noodzakelijk dat er in de pubertijd en adolescentie een beweging van moeder af gemaakt wordt (het losmaken en loslaten). Als deze beweging echter niet gemaakt kan worden, ontstaat er een verstrikking. Dat zie je bijvoorbeeld bij moeders die hun kind moeilijk kunnen loslaten. Dat kan vanuit een positieve, onbewuste intentie zijn: de zogenaamde ‘vriendinnen moeder’. Maar ook vanuit een negatieve, onbewust intentie: een moeder die juist kil is, maar ergens via haar kind graag de liefde ontvangen die zij zelf nooit gekend hebben uit haar eigen jeugd. Of moeders die hun kind deelgenoot maken van een probleem dat zij heeft met vader. Het kind wordt dan van zijn eigen plek en in de symbiose getrokken (‘Help mij, ik kan niet zonder jou’).

Deze verstrikking maakt het moeilijker om als kind en later als jong-volwassene je eigen kleur te  krijgen omdat je geleerd hebt om zo afgestemd te zijn op de ander, in dit geval moeder. Je hebt hierdoor je eigen behoeften niet meer in beeld en het is best moeilijk om op eigen benen te leren staan.

Het loskomen van vader en moeder brengt mogelijkheden maar dus ook moeilijkheden. Zeker wanneer er sprake is geweest van een symbiose zal het kiezen voor je eigen pad en je eigen richting altijd gepaard gaan met schuldgevoelens ( ‘ik laat hem/haar in de steek’). Je voelt immers dat de beweging van ouders af, wordt afgekeurd. Die wordt wellicht niet letterlijk uitgesproken maar kan heel goed voelbaar zijn.

Het overlevingsmechanisme wat daardoor wordt opgebouwd is, dat het invoelen van anderen noodzakelijk is voor jouw eigen veiligheid. Als jij namelijk je eigen behoeften opzij zet, wordt je niet afgekeurd. Jij gaat je dus gedragen zoals er van je gevraagd wordt. Dat is de strategie die je zult toepassen. En dat doe je in alle situaties die in je leven voorkomen, of het nu privé is of op je werk.

Je focus zal dan dus liggen op de buitenwereld. Vaak is het voor jou letterlijk voelbaar dat de buitenwereld zo overweldigend is, omdat er zelf zo weinig fundament is om ‘op eigen benen te staan’. Dat heb je namelijk niet geleerd. Zij zijn niet achter je gaan staan met een bemoedigende blik van ‘toe maar, je kunt het zelf’. Daardoor voelt het alsof je wankelt, dan mis je je eigen wortels. Je bent en blijft immers op een bepaalde manier altijd ingeplugd bij je ouders.

Bron: Jelien Lammers